Kanotocht-ideeën

Hieronder zijn Ideeën weergegeven voor kanoroutes die vanaf de loods aan de Meldijk vertrekken; beginnend met de kortste afstand zodat je langzaam kunt opbouwen


Over de Vaaromgevingvan de KVU,
een beetje couleur local

Als wij thans onze kaarten bestuderen, realiseren wij ons niet dat de in 1571 geboren Uitgeester Jan Willemsz Blaeu, wis- en sterrekundige, boekdrukker en kaartenmaker, een groot aandeel heeft gehad in de ontwikkeling van de cartografie en de Hollandse maritieme expansie. (Reeds voordien had een timmerman Joost Jansz Beeldsnijder in opdracht van Alva in 1573 een schitterende kaart van Holland getekend.)

Het landschap ten oosten van de duinen is ontstaan doordat de mensen vanuit deze duinen het veen introkken in het eerste centennium. Het landschap bestond uit veen op de strandvlakten en strandwallen. Die strandwallen boden mogelijkheid tot bewoning, het veen leverde veeteelt en beperkte landbouw. Dit geheel werd doorsneden met kreken en prielen, die vaak nog afwaterden op de Noordzee. De ontginning van het land gebeurde vanuit de wooncentra op de duinen, de strandwallen en rivierduinen. De kustlijn sloot zich, behalve bij Petten, de Rekere. Het Kennemerland waterde af naar het noorden, de Rekere, en in het zuiden, het OerIJ. De niet-gesloten duinenrij aan de Noordzee-zijde liet Noord Holland afwateren op de Noordzee. Het Almere was een zich verbredende veenrivier in het hoogveen, die vermoedelijk uitwaterde tussen Vlieland en Terschelling, de huidige Vliestroom.

Toen met het ontstaan van de hoge Jonge Duinen en ten gevolge van menselijk ingrijpen de Noordzee-kust gesloten raakte, moest de afwatering steeds meer op de oprukkende Zuiderzee i.c. het Marsdiep geschieden. De strijd tegen het water als res publica blijkt uit de Westfriese omringdijk, waarvan de aanleg reeds omstreeks 1200 gestart werd. Toen het land nog boven de zeespiegel lag, kon afgewaterd worden via natuurlijke stromen, later via enkelvoudige spuien tijdens eb naar de Zuiderzee. De waterbeheersing d.m.v. dammen en spuien in die stromen deed de diverse dam-steden als Edam. Volendam, Uitdam en Amsterdam ontstaan, daar waar goederen van het ene vaarwater naar het andere vaarwater moest worden overgeladen. Dat Amsterdam als handelsstad de andere Waterlandse plaatsen overvleugelde, kwam vooral voort uit het grafelijk privilege van 1323 tot te heffen op al het Hamburgs bier, dat naar Holland werd geëxporteerd. Niet de handel op Indië, maar op de Oostzee, de “moedernegotie”, is vele eeuwen de ruggegraat van het commerciële succes van Amsterdam geweest.

Om het land beter begaanbaar en geschikt voor landbouw te maken, werd het ontwaterd met greppels vanuit de op de verhogingen in het landschap gelegen wooncentra (vaak nog terug te zien aan de slotenstructuur). Die ontwatering had inklinking en oxidatie van het veen tengevolge, waardoor het land niet meer geschikt was voor landbouw. Veeteelt en vooral schapenteelt -in het vaak nog zilte weiland- waren de middelen van bestaan.

Met het indringen van de Zuiderzee in het Noordhollandse land neemt het belang van de visserij toe, maar ook het gevaar voor de bewoners. Na de door de monniken gevoerde strijd tegen het oprukkend water starten enkele Noordholandse edelen al in de 15e eeuw met kleine inpolderingen bij Bergen, die mogelijk zijn geworden door het gebruik van de verstelbare paltrok windmolen met krukas-overbrenging (zie o.a. de houtzaagmolen Cornelis Cornelszoon uit Uitgeest) als gemaal i.p.v. de handgedreven tongemalen, tredmolens en tjaskerachtige watermolentjes. Tot in de late middeleeuwen heeft de strijd om het water tussen boeren en vissers, tussen vlees en vis, geduurd om plaats te maken voor een strijd tussen ingelanden van de diverse waterschappen, wie afwaterde op welk water.

Door de houtzaag-, plet- en pelmolen ontwikkelde het Zaanse land zich tot eerste industriegebied in de wereld, de motor van de Amsterdamse handelsvaart.
Met het voortschrijden van de droogleggingen als een Noordhollands bevolkingsbreed particulier investeringproject kreeg het schiereiland van Noord Holland het huidige aanzicht met als laatste grote ingreep de droogleggingen t.b.v. de aanleg van het Noordzeekanaal.
Welke rol timmerman, molenbouwer, bouwkundige en visionair Jan Adriaansz “genoemd Leeghwater” (1575) uit De Rijp in de droogleggingen werkelijk heeft gespeeld, is niet echt bekend.

Het Noorder kwartier moge dan grotendeels door mensenhand gevormd zijn, toch bleven er sporen van het oude land, zoals het geulenlandschap bij Limmen, Uitgeest en Krommenie, het sompige land van het Westzaner en Guisveld, het Schermereiland, de Eilandspolder en de diverse kronkelige weteringen en ringsloten. Erfgoed, waarmee ’s lands bestuurderen niet goed weten hoe ermee om te gaan; park, wasteland of wetland of woonwijk of watervilla’s?
Wij, kanoërs van Kano Vereniging Uitgeest, en onze gewaardeerde gasten genieten nog dagelijks van dit land!

Vlakwatercommissie Kanovereniging Uitgeest